De Kluizenaar Er staat een groepje kinderen op het plein, met hun juf. Eén voor één krijgen zij een blinddoek om en er begint een spel. De juf koppelt de kinderen met de handen aan elkaar tot een kring. Dan neemt zij één van de kinderen de blinddoek af en begint rustig op een trommel te spelen. Het éne kind zonder blinddoek brengt voorzichtig de kring in beweging. Op de maat van de trommel naar rechts en naar links en dan voorzichtig een eerste pasje. Op dat moment gaat aan de andere kant van de straat de deur van een huis open. Een man van een jaar of zestig, zeventig komt naar buiten. Hij slingert een grote rugzak over zijn schouder en kijk om zich heen. Zijn blik wordt getrokken door het spel op het plein. Hij steekt de straat over en laat alles goed op zich inwerken. Hij ziet de geblinddoekte kinderen en dat ene kind zonder blinddoek. Hij knikt instemmend. Je kunt zien hoe hij het hele tafereel in zijn geheugen opbergt.
Dan plotseling, draait hij zich om en loopt met grote passen de straat uit. Onderweg denkt hij aan gisteravond. Toen pas had hij zijn plan aan zijn vrienden verteld. De meesten hebben hem voor gek verklaard: Wie doet nu zo iets? De eenzaamheid opzoeken. Leven als een kluizenaar! Als je door omstandigheden dakloos wordt, dat is dan erg genoeg, maar wie kiest daar voor? Waarom ga je niet gewoon van het leven genieten? Je gaat daar zeker een beetje leven als de vogeltjes! Niet zaaien, niet oogsten en maar hopen dat je net zo wijs zult worden als Salomo, zeker!? Nu beseft hij dat de spot van zijn vrienden hem sterker heeft gemaakt.
Drie straten verder is de bibliotheek. Hij moet daar wel langs, want hij heeft
nog een paar belangrijke boeken om in te leveren. Het meisje aan de balie groet
hem vriendelijk. Hij zegt: ‘Ik kom mijn boeken inleveren en ook afscheid nemen,
want ik ga in de eenzaamheid wonen. - ‘Ik zal erover denken,’ zegt de man en hij gaat.
Drie straten verder komt hij langs de warme bakker. Hij is daar jaren klant geweest en hij kan het dus niet maken zonder afscheid te nemen voorbij te gaan. - ‘Drie grote wijsheden, waar een mens houvast aan heeft?’ mompelt de bakker. ‘Nou, dat lijkt mij niet. Er is er maar één.’ - ‘Welke dan?’ - ‘Een goed stuk brood in je maag! Dat is het begin van alles. Wie dat niet heeft, raakt alle houvast kwijt in het leven.’ - 'Hm, hm,' zegt de man, maar hij denkt: ‘Dit ruikt naar geld’ en hij gaat.
Drie straten verder, bijna aan het begin van het slingerpad dat vanuit de stad de bergen in gaat, komt hij langs de werkplaats van de timmerman. Hij stapt naar binnen om te groeten. De timmerman is met een grote balk grenenhout bezig. Er ligt een berg krullen op de grond en het hout ruikt heerlijk. - ‘Drie grote wijsheden, waar een mens houvast aan heeft? Volgens mij is het er maar één!’ - ‘En welke dan?’ - ‘Een dak boven je hoofd! Dat is het begin van alles. Wie dat niet heeft, raakt alle houvast kwijt in het leven.’ - 'Hm, hm,' zegt de man, maar hij denkt: ‘Dit ruikt naar geld’ en hij gaat.
Dezelfde dag nog vestigt de man zich in een oude rotswoning aan een bergpad. Hij
zet brandnetelthee van water uit de beek, kookt soep van slakken en elke maand
brengt de bakker uit de stad een zak meel, zodat hij zelf zijn brood kan bakken.
Iedere dag schrijft hij bladzijden in zijn dagboek, soms wel tien!
Dan, op een dag, komt hij naar buiten en wordt hij getroffen door de kracht van de nieuwe dag: er ligt een deken van dauw in het dal en de natuur houdt de adem in. De kluizenaar voelt zich overvallen. Hij probeert zich te verzetten, maar hij moet dit opschrijven en zijn dagboek is daar te klein voor. Hij pakt een beitel en een hamer en begint in de rotsen te hakken: één duidelijke zin; zijn eerste wijsheid.
Beneden in het dal horen de mensen in het café het tikken van de hamer. ‘Ik ga wel even kijken,’ zegt de postbode, die net een ADV-dag heeft. Met zijn mountainbike is hij binnen een half uur terug in het café. Een man aan de bar zit een kruiswoordraadsel te maken. Hij vraagt de postbode: ‘En, wat heeft die kluizenaar in de rotsen gehakt?’ - ‘Ach,’ zegt de postbode, ‘een oud cliché zinnetje: God heeft de wereld geschapen.’ Een paar tafels verder zit de schoolmeester te bridgen. Hij smijt verontwaardigd zijn kaarten op tafel, springt op en loopt naar huis. Daar pakt hij snel een boek uit de kast en daarmee gaat hij naar de kluizenaar. ‘Kluizenaar, wat maak je me nou? God heeft de wereld geschapen? Heb je niet opgelet op school, vroeger? Hier, het biologieboek. Hoofdstuk 1: de oerknal en hoofdstuk 13 over chromosomen en genen en hoofdstuk 9 over kindjes maken. Nou?’ De kluizenaar wacht en knikt: ‘Ja, de oerknal, heb jíj die laten afgaan? En die genen van jou, heb jij die zelf uitgezocht? Kijk, dat bedoel ik: dat biologieboek is wel okay, maar er is in dat alles een geheim, groter dan jij en ik samen. Een geheim van toen, van ooit en van altijd.’ -‘Lekker vaag allemaal, zegt de schoolmeester,’ en hij gaat.
Weer zit de kluizenaar dagen alleen met zijn dagboek en hij denk na. Over de kinderen met de blinddoek op het plein, over het meisje in de bibliotheek, het brood van de warme bakker en de zolderbalken van de timmerman. Zal het hem lukken dat alles in één wijsheid samen te vatten? Het is maandenlang stil, maar op een ochtend horen de mannen in het café weer het getik van de hamer en de beitel. Opnieuw sprint de postbode naar boven en binnen een half uur is hij terug in het café. ‘En, wat heeft die kluizenaar nu in de rotsen gebikt?’ zegt de man aan de bar met het kruiswoordraadsel. - ‘De tweede wijsheid van de kluizenaar is: God houdt van zijn wereld!’ De schoolmeester kijkt op van zijn kaartspel en zegt: ‘Ach, nee hè? Wie zoiets zegt heeft nog nooit iets meegemaakt in zijn leven! Hij moet maar lid van de EO worden,’ en de schoolmeester bridget verder. Maar één van de andere kaartspelers zegt: toch is de kluizenaar in goed gezelschap, want de paus zei het deze week ook: Deus Caritas Est.
Het wordt winter en de kluizenaar blijft dagenlang binnen en schrijft in zijn dagboek. In het voorjaar, als op een dag de zon weer sterker wordt, komt hij zijn huisje uit, en wordt hij onverwachts getroffen door een lawine. Onder een enorme pulk sneeuw wordt de kluizenaar bedolven. Het lijkt of zijn laatste uur heeft geslagen. Het lukt hem ter nauwer nood om zich levend een weg terug te graven door de sneeuw. Maar hij is zwaar onderkoeld en volledig versuft valt hij in bed. Wat hij droomt? Dat is niet best. Op de derde dag wordt hij vroeg wakker en beseft hij dat hij de derde wijsheid gevonden heeft. Zodra hij sterk genoeg is, gaat hij naar buiten om de derde wijsheid in de rotsen te hakken.
Beneden in het dal horen de mensen in het café het tikken van de hamer. ‘Ik ga wel even kijken,’ zegt de postbode, die net een ADV-dag heeft. Met zijn mountainbike is hij binnen een half uur terug in het café. De man aan de bar, met het kruiswoordraadsel, vraagt aan de postbode: ‘En, wat heeft die kluizenaar in de rotsen gehakt?’ - ‘Ik begrijp er niets meer van,’ zegt de postbode, ‘zijn derde wijsheid is: pijn is écht! Wat is dat voor onzin?’
Meteen ontstaat er discussie in het café. Eerst over deze derde wijsheid, ‘pijn
is echt.’ -‘Dat de pijn niet tussen je oren zit!’ -‘Maar wat je met je pijn doet, zit wel tussen je oren, zou ik denken.’ Al snel gaat de discussie over de drie wijsheden bij elkaar: klinken die wel goed samen? Zijn ze wel logisch?
Tenslotte komt de schoolmeester met een idee: ‘Laten wij de kluizenaar nog één
lastige vraag stellen.' De kluizenaar wordt even heel giftig: ‘Is het weer zo ver? Willen jullie de jeugd weer beledigen? Denk je dat jonge mensen wijsheden alleen snappen als die in SMS-taal zijn? Maar goed, jullie krijgen wat je vraagt: ik maak een samenvatting!’
Meteen de volgende dag al, horen de mannen in het café de hamer van de kluizenaar. De postbode is snel terug, maar kan er geen touw aan vast knopen: ‘Er staat nog maar één woord. Het begin van een zin misschien?’ Een paar uur later klinkt opnieuw de hamer van de kluizenaar en dezelfde middag nog een keer; steeds aan een andere kant van het dal. De man aan de bar zegt: ‘Misschien is het wel zo, dat die woorden samen een zin vormen?’ - ‘Dan fiets ik wel even een rondje,’ zegt de postbode. Hij springt op zijn mountainbike en fietst langs alle plekken waar de kluizenaar woorden in de rots heeft gehakt. Hij is zeer verbaasd, want elke keer vindt hij hetzelfde woord.
Sommige mensen in het café schudden teleurgesteld hun hoofd, maar de man aan de
bar, met het kruiswoordraadsel, knikt instemmend: de kluizenaar heeft gelijk.
Alle wijsheid, over onze wereld en haar oorsprong, inclusief het biologieboek,
alle wijsheid over liefde en alle wijsheid over pijn komen samen in dat ene
woordje ‘toch.’ AMEN
De quizvraag:
Geschreven voor de
Open Deur Dienst in de Adventskerk te Zwolle op 29 januari 2006. Het thema van
de dienst was: Houvast. |