Meest opmerkelijk voor westerse ogen zijn de vrouwen van Iran. In de grote steden lopen zij meestal in het zwart, maar in
kleinere plaatsen zie je veel variatie in kleur en kleding. Het hoofdhaar hoort altijd bedekt te zijn, maar kinderen nemen dat nog niet
streng.
.
Isafahan is echt het sprookje dat je verwacht. De Lotfollah moskee aan het grote plein is op elk moment van de dag een juweel, van
buiten en van binnen.
De tuinman uit het gedicht had gelijk: word je door de dood bedreigd en heb je Isfahan nog niet gezien, ga er dan
spoorslags heen.
In Rayen staat een nederzetting die gebouwd is van ongebakken klei. De muren zijn dik en de pilaren onder de gewelven nog
meer. Ooit was de stad Bam de plek om deze bouwstijl te gaan zien. Sinds de aardbeving van 2003 heeft Rayen die rol overgenomen.
Een Iraanse moskee is vaak stralend mooi versierd met mozaïek. Hoog boven de straat reikt een hand met vijf uitgestrekte
vingers naar de hemel.
In veel steden zie je dat er huizen zijn die een dubbele deur hebben, met twee verschillende kloppers erop.
De ene klopper maakt een metalig geluid en de andere klinkt op hout. Zo kun je van binnenuit horen of er een man of een vrouw voor de
deur staat en dan weet je ook wie je de deur zult laten openen!
Echt fris is het niet in Iran. De doodstraf wordt vaak uitgesproken en niet alleen over zware criminelen.
Zelfs journalisten moeten voor hun leven vrezen.
Op de site van Amnesty kun je de actualiteit volgen.
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: ‘Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik
schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Isfahaan!’
Van middag (lang reeds was hij heen gespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
‘Waarom,’ zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
‘Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?’
Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Isfahaan.’
P.N.
van Eyck
|