In 2005 bracht ik mijn
eerste bezoek aan Israël. Het was een goede ervaring, al schrok ik soms van
de onvriendelijke woorden die over moslims en de islam werden gesproken.
Okay, ik weet het: weinig landen in het Midden Oosten doen lief tegen Israël
en ook niet tegen christenen, omdat die Israël vaak steunen. Toch blijf ik
hopen op een doorbraak in die streek van de wereld. Het kan niet op
deze manier nog weer vijftig of honderd jaar verder. Israël moet een
volwaardige plek in de wereld kunnen innemen.
Dat geldt ook voor Iran.
Al jaren wordt dat land door het westen behandeld alsof het een
besmettelijke ziekte heeft. Ondertussen gaan de ayatollahs steeds meer
een eigen koers varen: ongegeneerd worden executies voltrokken en
uranium verrijken betekent voor hen net zoveel als ademhalen: zij
kunnen niet zonder, zeggen zij.
Bij mijn bezoek aan Iran, in de zomer van
2007, werd ik getroffen door de hartelijke gesprekken die ik met talloze
mensen had. Velen hopen dat het binnen een paar jaar anders zal gaan met hun
land. Zij hebben goede kansen: veel delfstoffen, een ongelofelijke werkkracht,
een hoogopgeleide en jonge bevolking, een laag geboortecijfer en veel cultuur en geschiedenis.
Een bezoek aan Iran zal ik toch niet aanbevelen. Het land is onwerkelijk
groot en wil je wat zien, dan ben je steeds op reis en een toeristisch land
is het beslist niet.
Maar toch: er staat veel tegenover: de gewone Iraniërs zijn wereldkampioenen
in gastvrijheid. |